ERVARINGSGERICHTE BEHANDELING
Bewegings- en ervaringsgerichte behandeling
Psychomotorische (kinder)therapie, beeldende, drama, muziek en speltherapie, ook wel vaktherapie genoemd, is bedoeld voor kinderen / jongeren en hun gezin, die vastlopen in hun ontwikkeling en dat uiten in hun gedrag. Elk kind / jongere beweegt zich op eigen wijze in de wereld. De ervaringen die het kind / jongere daarbij opdoet, bepalen de cognitieve, sensorische, motorische, emotionele en sociale ontwikkeling, ook in het latere volwassen leven. Daarom zijn bewegen en spelen de belangrijkste instrumenten in de behandeling van de vaktherapeut.
Nieuw gedrag
De vaktherapeut ‘leest’ het gedrag van het spelende en bewegende kind / jongere en helpt het kind /de jongere spelenderwijs emoties te verwerken, stress te reguleren en nieuwe gedragspatronen te ontdekken. Zo vervangt het kind / de jongere oude patronen door nieuwe ervaringen die vruchtbaar zijn voor de ontwikkeling en het verdere leven. Het kind / de jongere staat daardoor weer met zelfvertrouwen in de wereld en kan op eigen kracht weer verder.
De behandelaar
De vaktherapeut is in staat om het kind / de jongere dat vastloopt in zijn ontwikkeling en dat in hun gedrag laten zien, op basis van onderzoek , een vraaggestuurde, methodisch opgestelde, behandelingsvorm aan te bieden. Dit met als doel de vastgelopen ontwikkeling c.q ontwikkelingstoornissen en/of belemmeringen op te heffen of te verminderen en weer op gang te brengen. Hierdoor zijn ouders en kind / jongere in staat om op eigen kracht verder te gaan. Het (psychomotorisch) onderzoek is de basis van de therapie. De uitkomst van dit onderzoek leidt tot een persoonlijk advies en behandelplan. De therapeutische relatie en het spelend bewegen binnen specifieke bewegingssituaties brengen het veranderingsproces in het gedrag tot stand. De samenwerking met ouders en anderen uit de leefomgeving van het kind / de jongere ondersteunt dit proces.
Drie fases van therapie
De therapie start met de onderzoeksfase, ook wel de opbouwende fase genoemd.
In deze fase wordt altijd een (psychomotorisch) onderzoek gedaan om de hulpvraag van het kind / de jongere duidelijk in kaart te brengen. Om een positieve relatie op te bouwen met het kind / de jongere dient de therapeut oog te hebben voor de basisbehoeften van het kind / de jongere. Het kind / de jongere moet gevoed worden met aandacht, gezien en gehoord worden in wat het nodig heeft. In deze beginfase biedt de therapeut basisveiligheid voor het kind / de jongere om de positieve relatie tot stand te laten komen. |
Het kind / de jongere heeft steun nodig in de vorm van bevestiging, begrip en erkenning. Bovendien dient de therapeut het kind / de jongere te beschermen tegen overspoelende emoties (dit doet de therapeut door het stressraam van het kind / de jongere te reguleren en/of door te voorkomen dat het kind / de jongere van streek raakt).
(Toe)vertrouwen Wanneer in de therapie aan al deze basisbehoefte van het kind / de jongere is voldaan, ontstaat er een vertrouwensrelatie tussen het kind / de jongere en de therapeut en biedt de praktijkruimte een milieu waar het kind / de jongere zich veilig kan voelen, zich kan ontspannen en zich kan openen. De therapeut volgt het kind / de jongere nu in zijn spel. Hierbij is de therapeut betrouwbaar, voorspelbaar en benoemt de handelingen en emoties van het kind. Het kind / de jongere kan eropuit gaan en wordt ondernemender in zijn spel. De therapeut heeft aandacht en leeft mee. Wanneer de therapeut een rol toebedeeld krijgt in het spel van het kind / de jongere, vraagt hij het kind / de jongere hoe hij deze rol mag invullen. Zo krijgt het kind / de jongere de regie en kan het genieten van zijn eigen kracht en mogelijkheden. |
De therapeut geeft het kind / de jongere de ruimte om binnen zijn spel op zoek te gaan naar oplossingen voor de tegenvallers en frustraties. Binnen de veiligheid van de therapeutische setting nodigt de therapeut het kind / de jongere uit om te experimenteren met ander, nieuw gedrag. Het kind / de jongere leert steeds beter zijn eigen gedrag te reguleren. Zo nodig is de therapeut nog een externe affectregulator. De therapeut sluit aan bij het (sociaal-emotionele) niveau van de ontwikkeling van het kind / de jongere en past doelgerichte interventies toe.
In je lijf komen Al bewegend en voelend leert het kind / de jongere zijn lichaamssensaties te koppelen aan zijn emoties. Binnen de psychomotorische kindertherapie wordt er gewerkt met kinderen / jongeren aan een positief zelfidee door het kind succeservaringen op te laten doen. Gelijkertijd staat de therapeut met het kind / de jongere stil bij wat het kan, wil, denkt en voelt. Hierdoor groeit het zelfbesef van het kind / de jongere. Transfer Met een realistisch zelfbeeld kan het kind / de jongere eventueel noodzakelijke veranderingen van zijn gedrag vrijwillig (zonder dwang of straf), van binnenuit nastreven. Via ‘verwoording’ van de ervaringen en van de bewustwordingen in de omgang met de therapeut, krijgt het kind / de jongere taal voor zijn ervaringen en kan hij erover gaan denken en vertellen met meer abstracte begrippen. Door variatie en herhaling in de ervaringen zullen zich op breinniveau andere mentale modellen vormen. |
De kracht van ervaringsgerichte behandeling
De kracht van de vaktherapie ligt in het feit dat deze een opbouw heeft, waarbij de therapeut het kind / de jongere zorgvuldig observeert, aansluit en daar waar het kind het aankan, iets toevoegt om het kind / de jongere uiteindelijk vanuit zichzelf te laten groeien in daar waar het kind / de jongere het nodig heeft. De therapie heeft een benadering die bewegings- en ervaringsgericht is en werkt binnen de mogelijkheden van het kind / de jongere.