DIAGNOSTIEK
Naast behandeling bestaat binnen MOEV de mogelijkheid om diagnostiek in te zetten. Diagnostisch onderzoek kan inzicht geven wanneer een kind / jongere vastloopt in zijn / haar ontwikkeling en nog onvoldoende duidelijk is wat hiervan de oorzaak is of welke aanpak het meest passend is.
Wanneer zetten wij diagnostiek in
Diagnostiek kan ingezet worden bij aanvang van een traject, maar ook gedurende een traject om richting te geven aan de behandelvorm die het beste aansluit bij het kind / de jongere en om behandelinterventies nog specifieker af te kunnen stemmen.
Het hoofddoel van diagnostiek binnen MOEV is zicht krijgen op de belevingswereld, ondersteuningsbehoeften en sterke/minder sterke kanten van het kind / de jongere, diagnosestelling kan daar onderdeel van zijn maar is niet een doel op zich. Het belangrijkste is dat het kind / de jongere zich weer begrepen kan gaan voelen door zijn / haar omgeving, zodat zij samen in verbinding weer verder kunnen en het (zelf)vertrouwen zich kan herstellen.
Het hoofddoel van diagnostiek binnen MOEV is zicht krijgen op de belevingswereld, ondersteuningsbehoeften en sterke/minder sterke kanten van het kind / de jongere, diagnosestelling kan daar onderdeel van zijn maar is niet een doel op zich. Het belangrijkste is dat het kind / de jongere zich weer begrepen kan gaan voelen door zijn / haar omgeving, zodat zij samen in verbinding weer verder kunnen en het (zelf)vertrouwen zich kan herstellen.
Hoe ziet een diagnostisch onderzoek eruit binnen MOEV
In de diagnostiek wordt zoveel mogelijk ervaringsgericht gewerkt en aangesloten op de belevingswereld van het kind / de jongere, door naast testonderzoek ook gebruik te maken van (spel)observaties en gesprekken. Jongere kinderen worden vaak in de spelkamer gezien voor speldiagnostiek, omdat spel de taal van kinderen is en goed inzicht kan geven in wat een kind bezighoudt. De omgeving wordt actief betrokken in de diagnostiek. Er wordt gewerkt met vragenlijsten en gesprekken met zowel ouders als school en andere belangrijke betrokkenen in de omgeving van het kind. Zo wordt het systeem rondom het kind / de jongere meegenomen. In onderzoek wordt dus niet alleen gekeken naar kind-eigen factoren, maar zeker ook naar systeemfactoren, bijvoorbeeld middels een ouder-kind/gezins-observatie of schoolobservatie. Welke factoren meegenomen worden in het onderzoek en in welke vorm (vragenlijsten, gesprekken, testen, (spel)observaties) wordt altijd afgestemd op de individuele situatie en hulpvraag. Er wordt gekeken welke ingang past bij het kind / de jongere, in overleg en afstemming met ouders.
Mogelijke gebieden waar zicht op kan komen middels diagnostiek:
- Kind- eigen factoren; zoals intelligentie, sensorische informatieverwerking, executieve functies, schoolse vaardigheden en de sociaal-emotionele ontwikkeling.
- Omgevingsfactoren; zoals de ouder-kind interactie/hechting, invloed van mogelijke traumatische gebeurtenissen, de gezinsdynamiek, het al dan niet aansluiten van de schoolomgeving op wat het kind / de jongere nodig heeft.
- In hoeverre klachten passend zijn binnen een bepaald diagnostisch beeld, zoals een ontwikkelingsstoornis (ASS/ADHD), posttraumatische stressstoornis (PTSS), enzovoorts.
Na het onderzoek
Na afloop van het onderzoek vindt een gesprek plaats met ouder(s) en indien gewenst kunnen de onderzoeksresultaten ook met school gedeeld worden in een gezamenlijk gesprek. Zo kan samen gekeken worden hoe aangesloten kan worden op de ondersteuningsbehoeften van het kind / de jongere die vanuit het onderzoek naar voren komen. Vanuit de inzichten die middels diagnostiek zijn ontstaan, kunnen passende vervolgstappen genomen worden, zodat het kind / de jongere weer in zijn / haar kracht komt te staan en zich optimaal kan ontwikkelen.